
Jurisprudentie
AY9772
Datum uitspraak2006-09-28
Datum gepubliceerd2006-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers06-6899
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2006-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers06-6899
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Kapvergunning. Verzoeker kan niet worden aangemerkt als belanghebbende. Doorslaggevend wordt geacht dat verzoeker op een afstand van ruim 500 meter van de bomen woont en vanuit zijn woning geen zicht heeft op de bomen. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat artikel 1:2 Awb toepassing mist op grond van de EG-richtlijn 85/337/EEG zoals gewijzigd bij EG-richtlijn 2003/35/EG, reeds omdat aan de betreffende EG-richtlijnen op het stuk van de toegang tot de rechter geen rechtsreekse werking toekomt.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 6899
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2006
in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder,
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2006 heeft verweerder een kapvergunning verleend voor het kappen van 37 bomen in het Engelandpark te Haarlem onder voorschrift dat er 37 bomen worden herplant.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 17 augustus 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 17 augustus 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker heeft het verzoek aangevuld bij brieven van 24 augustus 2006, 4 september 2006 en 11 september 2006.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 26 september 2006, alwaar verzoeker in persoon is verschenen en alwaar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de heren G.J. Heijlond van 't Hul en L. Brouwer en mevrouw M. van der Graaf, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 De beoordeling van het verzoek draagt een voorlopig karakter en is niet bindend in de hoofdzaak.
2.2 De voorzieningenrechter overweegt ambtshalve het volgende.
2.3 Uit artikel 1:2, eerste lid, artikel 7:1, eerste lid, artikel 8:1, eerste lid, en artikel 8:81, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) , in onderlinge samenhang gelezen, volgt dat een verzoek om voorlopige voorziening slechts kan worden gedaan door een belanghebbende, waaronder wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.4 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient verzoeker een hem persoonlijk aangaand belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In gevallen als het onderhavige kan in de regel slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de te kappen bomen woont of vanuit zijn woning daarop uitzicht heeft.
2.5 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan verzoeker niet als belanghebbende worden aangemerkt. Daarbij is van doorslaggevend belang dat verzoeker blijkens de stukken op een afstand van ruim vijfhonderd meter van de bomen woont en hij vanuit zijn woning geen zicht op deze te kappen bomen heeft. Verzoeker heeft verder geen persoonlijk belang - dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen - bij het behoud van de bomen naar voren gebracht.
2.6 De voorzieningenrechter begrijpt verzoekers betoog dat hij niettemin als belanghebbende moet worden aangemerkt aldus dat artikel 1:2 Awb in dezen toepassing mist. Verzoeker heeft zich hierbij in de eerste plaats gebaseerd op de EG-richtlijn 85/337/EEG zoals gewijzigd bij EG-richtlijn 2003/35/EG. De voorzieningenrechter deelt deze stellingname niet, reeds omdat aan de betreffende EG-richtlijnen op het stuk van de toegang tot de rechter geen rechtstreekse werking toekomt.
2.7 Voorts is verzoeker van mening dat het besluitvormingsproces met betrekking tot kapvergunningen in de gemeente Haarlem in strijd met de EG-richtlijnen is ingericht. Een juiste implementatie van de EG-richtlijnen zou volgens verzoeker betekenen dat verweerder de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb moet volgen alvorens een besluit op een aanvraag te nemen. Ook deze grief faalt omdat het al dan niet van toepassing verklaren van deze inspraakprocedure ingevolge nationale wetgeving facultatief is gesteld en aan de betreffende EG-richtlijnen niet kan worden ontleend dat een lidstaat gehouden zou zijn een keuze te maken voor een zodanige procedure.
2.8 Het beroep van verzoeker op de Wet milieubeheer en het beleidsplan "Integraal Waterplan Haarlem" slaagt evenmin. Voor de vraag of verzoeker belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb is bij de verleende kapvergunning moet aansluiting worden gezocht bij de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria hieromtrent en speelt genoemde regelgeving geen rol.
2.9 Ten slotte heeft verzoeker gewezen op de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 september 2001 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer AD4285). Hierin kan evenmin steun worden gevonden voor een ruimere uitleg van het begrip belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb. De door verzoeker bedoelde overweging van de rechtbank, inhoudende dat ook andere belangen een rol kunnen spelen, ziet immers op niet op het belanghebbende-begrip als bedoeld in artikel 1:2 Awb, maar op de in de verordening opgenomen weigeringsgronden voor een kapvergunning.
2.10 Het vorenstaande betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.11 De voorzieningenrechter merkt nog wel op dat verweerder ter zitting bereidheid heeft getoond om te wachten met kappen totdat een besluit is genomen op verzoekers bezwaarschrift. Bovendien heeft verweerder zich bereid verklaard om gedurende de beroepstermijn niet te kappen indien verzoeker aangeeft rechtsmiddelen te zullen aanwenden tegen de beslissing op bezwaar.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 28 september 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

